|
Branchenorm III Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan kankerverwekkende stoffen door gebruik van ademhalingsbeschermingsmiddelen
Grondslag Arbobesluit artikel 4.16, derde lid en artikel 4.18, vierde lid, juncto hoofdstuk 8, afdeling 1 en artikel 9.3, eerste lid
1. |
Om te beoordelen of een persoonlijke beschermingsmiddel als bedoeld in artikel 4.18, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit geschikt is om de inhalatoire blootstelling aan kankerverwekkende stoffen tot een voldoende laag niveau te beperken, wordt voor de vaststelling van de blootstellingsreductie bij gebruik van een middel uitgegaan van de door de leverancier opgegeven nominale protectiefactor (NPF) in relatie tot arbeidsbelasting en belastbaarheid van de betrokken werknemers. |
2. |
Bij blootstelling aan kankerverwekkende stoffen met een genotoxisch werkingsmechanisme dient minimaal een masker met P3SL stoffilterkwaliteit, die voldoet aan de norm NEN-EN 143:2000 "Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Deeltjesfilters. Eisen, beproeving, merking", of een filter met equivalente NPF bij damp of gasvormige blootstelling gedragen te worden. |
3. |
Het gebruik van ademhalingsbeschermingsmiddelen met filter(systemen) die de omgevingslucht filteren zijn niet toegestaan indien de gas- of dampconcentratie in de omgevingslucht hoger is dan 1 volumeprocent. |
|
|