De Branchenormen over MachineveiligheidIn het algemeen worden de, inmiddels vervallen Beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving van het Ministerie van SZW beschouwd als minimale stand der techniek. Om die reden heeft de timmerindustrie besloten om de relevante beleidsregels (aangevuld met door de bedrijfstak zelf ontwikkelde en geaccepteerde normen) over machineveiligheid in de arbocatalogus op te nemen als branchenormen. In deze branchenormen wordt voor de normering verwezen naar diverse NEN-bladen, die specifieke technische voorschriften bevatten over arbeidsmiddelen. In het algemeen worden daarbij transportmiddelen uitgesloten omdat daarvoor afzonderlijke normen gelden die zijn vastgelegd in het Warenwetbesluit Machines. Zo zijn er normen voor de wijze waarop de risicobeoordeling van machines en andere arbeidsmiddelen moet worden uitgevoerd ten behoeve van de wettelijk verplichte risico-inventarisatie en evaluatie. Verder zijn er voorschriften voor het aanbrengen van juiste en deugdelijke opschriften op snijmaterieel, onder andere ten behoeve van het onderscheid tussen snijgereedschappen voor machines met handmatige (“MAN”) c.q. mechanische (“MEC”) invoer. Ook is het verbod op het gebruik van vierkante beitelblokken en ronde blokken met verwisselbare profielmessen geregeld. Zie hierover Branchenorm I. De regels voor ronde zaagbladen en freesgereedschap zijn opgenomen in Branchenorm II. Voor explosieve atmosferen (houtstof, vluchtige organische stoffen) is geregeld dat het indelen van gevarenzones bij stofontploffingsgevaar plaats moet vinden zoals beschreven in NPR 7910-2 ("Richtlijn voor het indelen van gevarenzones bij stofontploffingsgevaar". Dit is opgenomen in Branchenorm III. Ten slotte zijn normen opgenomen voor het stopzetten van arbeidsmiddelen en het aanbrengen van noodstopvoorzieningen in Branchenorm IV, respectievelijk Branchenorm V. |